Aanhelen | Repareren in oorspronkelijk profiel |
Afdeklijst | Hellend bovenvlak van een muur, tegen inwatering |
Afzaat | Hellend bovenvlak van een horizontale lijst van een dorpel |
Ajour | Opengewerkt decoratief houtsnij- of beeldhouwwerk |
Absis, apsis | Nisvormige, halfronde of veelhoekige afsluiting van koor, schip of beuk van een kerk |
Arcade | Reeks van bogen, rustend op pijlers of zuilen |
Attiek | Verhoging boven kroonlijst |
Baander | Dubbele inrijdeur in een bedrijfsruimte van een boerderij |
Bakgoot | Rechthoekige houten of zinken goot |
Bakhuid | Hardere buitenkant van baksteen |
Balustrade | Borstwering, afzetting van balkon |
Basement | De voet van een zuil, pilaster of pijler |
Bel-etage | Eerste verdieping of hoofdetage, te bereiken via trappartij |
Beschieting of beschot | Betimmering van planken |
Beuk | Romp van een kerkgebouw. Onderscheiden worden midden- of hoofdbeuk, zijbeuken en dwarsbeuken |
Blokgoot | Houten goot, gemaakt door uithollen (uitdisselen) van een plaat |
Boeiboord | Opstaande kant van een dakgoot/daklijst |
Bovenlicht | Raam boven deur, of het bovenste venster van een raam |
Cannelures | Holle verticale gleuven |
Capillaire werking | Opzuigen van water in spleet of porie |
Console | Houten of stenen ondersteuning |
Cordonlijst | Uitspringende horizontale lijst langs een gevel |
Dagkant | Zijkant van een muuropening (binnen of buiten) |
Dakschild/dakvlak | Schuin aflopend vlak van een dak |
Dakspoor | Verticaal van voet tot nok geplaatst stuk hout dat de dakbedekking draagt door middel van latten of dakbeschot |
Deurkalf | Horizontaal balkje tussen deur en bovenlicht |
Diefijzers | Metalen tralie- of hekwerk in kozijnen van vensters |
Dodekop | Rode kleurstof met veel ijzeroxide |
Doken | IJzeren bevestiging van natuursteen |
Doorzalend dak | Dakschild met een lichte knik naar binnen |
Dorpel | De horizontale delen van een deur of raamkozijn |
Driepas | Geometrisch motief in bijvoorbeeld venstertop of nis (met de vorm van een klavertje-drie) |
Druppellijst | Uitspringende lijst voor afdruppen van hemelwater |
Duim | Ronde pen als draaipunt voor een geheng |
Erker | Uitbouw aan een gevel |
Ezelsrug | Metselconstructie als afwaterende afdekking van gevelvlakken, tuin- en erfmuren |
Fronton | Driehoekige bekroning van gevel, poortje of venster |
Galerij | Overdekte, door zuilen ondersteunde gang |
Galmbord | Houten bord in galmgat, dat het geluid mee naar buiten leidt |
Galmgat | Smalle opening in muur van een toren ter hoogte van de klokken, waarin schuin geplaatste galmborden het geluid van de luidende klokken naar buiten leiden |
Geheng | Gesmeed ijzeren blad waaraan luik, raam of deur hangt |
Gepotdekseld | Gedeeltelijk over elkaar gespijkerde planken om inwatering tegen te gaan |
Gesmoorde pan | Blauwgrijze pan. De kleur ontstaat door afsluiten van zuurstof na het bakken |
Gootklos | Balkje ter ondersteuning van de goot |
Gootlijst | Geprofileerd boeiboord van dakgoot, veelal van een lijstgevel |
Gording | Houten ligger aangebracht in de lengterichting van de kap, waarvan twee zijden evenwijdig zijn aan het dakvlak |
Gritstralen | Bewerken met fijn zand onder hoge druk |
Hanenbalk | Horizontaal verbindingselement tussen twee daksporen, die tegenover elkaar staan (ook ‘haanhout’ of ‘haanbalk’) |
Hardsteen | Fossielenrijke, blauwgrijze harde kalksteen, veelal uit België |
Hemelwaterafvoer | Pijp waardoor regenwater wordt afgevoerd |
Inboetwerk | Slechte stenen/dakpannen vervangen door goede |
Kapberg | Hooiberg, voorzien van een (rieten) kap |
Kapiteel | Bekroning van een zuil, pilaster of pijler, veelal voorzien van beeldhouwwerk uit een bepaalde stijlperiode |
Keper | Ontmoeting van twee dakvlakken (nok- en hoekkepers) |
Keulse goot | Goot die het hemelwater binnendoor, over de zoldervloer, van een zakgoot tussen twee dakvlakken naar een buitengoot voert |
Klauwstuk of vleugelstuk | Uit- en ingezwenkt zijstuk, paarsgewijs aan weerszijden van de hals van een gevel of dakkapel |
Klokgevel | Klokvormige gevelbeëindiging |
Klokkenstoel | Stellage waarin een of meer klokken zijn opgehangen |
Klos | Uit de muur stekend houten of gemetseld blokje ter ondersteuning van uitstekende delen, bijvoorbeeld dakgoot (een simpele console) |
Knieschot | Kniehoge afscherming van de dakvoet op zolders |
Koor | Het veelal aan de oostzijde van de (voormalige) r.-k. kerk gelegen gedeelte, waar het hoofdaltaar zich bevindt |
Korbeel | 1. Krom stuk hout, 2. Kromme schoor tussen een verticaal en een horizontaal onderdeel van een houtconstructie, 3. Frans corbeau=balksteen |
Kozijn | Omlijsting van hout, steen of ijzer om een ingang of opening om raam, deur of luik te bevestigen |
Kozijnstijl | De verticale delen van een deur- of raamkozijn |
Kroonlijst | Uitspringende lijst die gevel aan bovenzijde afsluit |
Kruisgewelf | Twee halfronde, elkaar kruisende tongewelven |
Kruiskozijn | Een door een middenstijl en tussendorpel gevierendeeld kozijn |
Kruisribgewelf | Gewelf waarbij ribben zijn gemaakt op de kruising van de tongewelven |
Ladderhaak | Dakverankering voor bevestiging van veiligheidsgordels en voor de beveiliging van ladders op daken, loopplanken, werkplatforms en dergelijke |
Laddervenster | Venstertype waarbij de roedenverdeling doet denken aan de sporten van een ladder |
Lambrisering | Wandbetimmering, vaak van panelen, aangebracht tegen het onderste gedeelte van de muur |
Lantaarn | Opengewerkte verticale geleding van een toren |
Latei | Draagbalk boven gevelopeningen |
Lei | Kleine dunne plaat, uit leisteen gekloofd en gehakt, gebruikt als dakbedekking. Dat kan in een schubdekking (in schuin oplopende lijnen) of in zogenoemde Maasdekking (in dubbele dekking elkaar overlappend) |
Leipan | Platte dakpan of daktegel |
Lessenaarsdak | Dak voorzien van slechts één hellend dakvlak of dakschild |
Leugenaar | Het gedeelte van de constructie achter een verhoogde voorgevel (meestal lijstgevel), dat het pand hoger doet lijken dan in werkelijkheid het geval is. Een typisch Amsterdamse benaming |
Ligger | Ondersteunende balk |
Lisenen | Verticale, enigszins uit de muur vooruitspringende banden met een decoratieve, geleidende functie |
Loggia | Inpandig balkon |
Luifel | Een plat uitgebouwd afdak, meestal tegen de gevel boven de deur |
Makelaar | Oorspronkelijk een constructief onderdeel van het dak (verticale steunbalk); sinds de 19e eeuw een decoratief element van de nok aan de voorgevel |
Meetboutjes / scheurmeters | Boutjes om scheurvorming te meten |
Mestdeur | Kleine deur in zij- of achtergevel van boerderij, voor afvoer van de mest |
Muuranker | Smeedijzeren staaf om balken en stijlen aan muren te bevestigen en deze te vrijwaren van uitwijken. Bestaat uit zogenoemde ‘strop’ en ‘schieter’. Een muuranker kan recht, S-, X- of Y-vormig zijn. Soms zeer rijk bewerkt |
Nesten | Uitsparingen in een balk voor andere balk |
Neut | Blokje steen waarop de kozijnstijl rust |
Nok | Horizontale snijlijn van twee dakvlakken, bovenste rand van een dak |
Nokvorst | Bolle dakpan voor dekking van de nok |
Oeil de boeuf | Klein rond, ovaal of achthoekig daklicht (Frans: koeienoog) |
Overkraging | Overstekende, gemetselde steenlagen ter ondersteuning van een muurverzwaring of uitspringend bouwdeel |
Overstek | Bouwdeel dat vooruitsteekt t.o.v. het eronder gelegen deel |
Paneel | Rechthoekig vlak in een omlijsting, toegepast in deur of wand |
Patina | Beschermende oxidatielaag op metaal, of ouderdomskenmerk op baksteen of natuursteen |
Pilaster | Vierkante halfzuil of klassieke zuil met een basement en kapiteel |
Plint | Lage lijst onderlangs muur of wand (zowel binnen als buiten) |
Plintplaat | Natuurstenen plint tegen metselwerk |
Portaal | Onmiddellijk aan een ingang grenzende ruimte, waardoor men een ruimte binnenkomt |
Puntgevel | Gevel eindigend met een driehoekig bovendeel |
Raam | Gedeelte van venster waarin het glas is gevat |
Risaleren (risaliet) | Het vooruitspringen van een gevelvlak (vooruitspringend deel van een gevel) |
Roeden | Latwerk als raamverdeling, waarin glas is geplaatst |
Rollaag | Reeks van gemetselde stenen op hun kant (vaak halfsteens hoog) als afdekking of laag onder een kozijn |
Rondhout | Niet-verzaagd hout |
Schip | Hoofdruimte van een kerk |
Schuurberg | Hooiberg met stenen of houten onderbouw (schuur) |
Sieranker | Muuranker bewerkt met motieven als bloemen o.i.d. |
Snijraam | Van (rijk) houtsnijwerk voorzien bovenlicht boven een deur |
Snijvoeg | Dunne voeg die aan beide zijden strak gesneden is |
Souterrain | Verdieping die gedeeltelijk lager ligt dan de begane grond maar geen kelder is (voor bewoning of bergplaats) |
Spantbalk | Horizontale balk of bint in kapgebint of spant |
Speciebaard | Tussen stenen uitpuilende (overtollige) specie |
Speklaag | Band van natuursteen als afwisseling in het metselwerk van baksteen |
Spoor | Zie dakspoor |
Steekkap | Kap die insnijdt op een grotere kap |
Steunbeer | Verticale gemetselde muurverzwaring om de zijwaartse druk van de kap en eventuele gewelven op te vangen |
Stolpboerderij | Vierkante boerderij met piramidedak (Noord-Holland boven het IJ) |
Strengperssteen | Machinale baksteen gemaakt met strengpers |
Tongewelf | Halfronde overwelving van een ruimte |
Topgevel | Gevel met een in een punt uitlopend geveldeel |
Trapgevel | Gevel waarvan de top trapsgewijs versmalt |
Tuile-du-nord | Machinaal vervaardigde vlakke dakpan met aan één zijkant een bolle rand die over de aangrenzende pan komt te liggen |
Tuitgevel | Model=puntgevel maar met een horizontale rechthoekige basis en een top eindigend in een smalle rechthoekige hals |
Tufsteen | Zacht vulkanisch gesteente uit de Eiffel |
Uitbuiken | Bolle vervorming van muren op zwakke plekken |
Uitkragen | Geleidelijk overstekend uitmetselen van steenlagen |
Vergaarbak | Verzamelbak tussen goot en hemelwaterafvoer |
Verzepen (verkrijten, verpoederen) | Overgaan van verf in losse poeder – een teken van veroudering |
Vierpas | Zie de driepas, maar dan in de vorm van een klavertjevier |
Voet | Basement of plint van muur of onderste deel van dak etc. |
Wapening | Versterking van materiaal tegen trekken en scheuren |
Waterbord | Houten plank die langs een houten topgevel de naad tussen windveer en pannen afdekt |
Wenkbrauw | Uitkragende decoratieve band aan de bovenzijde van een deur of venster |
Windveer | Plank aan de zijkant van pannen- of rietbedekking |
Zaalkerk | Eenbeukige en rechthoekige kerk |
Zakgoot | Goot tussen twee dakvlakken |
Zaling | De gootconstructie aan de ‘hoge’ kant van een dakdoorbreking in een dakschild, bijvoorbeeld bij een schoorsteen – ook wel zalinggoot genoemd |
Zetting | Het ’tot rust komen’ van metselwerk |
Zuil | Kolom op een voetstuk of basement, bekroond door een kapiteel |
Zwik | Het hoekstuk tussen een boog en de rechthoekige omlijsting waarin deze is gevat |