Ecologie (flora en fauna)

Bij het beheer en onderhoud van een gebouwd monument in de omgeving, en helemaal natuurlijk bij het beheer en onderhoud van groen erfgoed, is het van belang om voldoende rekening te houden met de ecologie van het gebied: de wisselwerking tussen de diverse biotische en abiotische factoren in een omgeving. Denk daarbij aan de bodemkwaliteit, water, maar ook aan de (oorspronkelijke) beplanting en de positieve invloed hiervan om de diverse populaties van bijvoorbeeld insecten.

Onder dit hoofdstuk willen we twee grotere diersoorten aanhalen waar we in gebouwd erfgoed regelmatig mee te maken krijgen: vleermuizen en vogels. Wilt u meer weten over de ‘flora’ -kant en de abiotische factoren (bodem, water, klimaat), neem dan contact op met onze groene monumentenwachter via: info@groenemonumentenwacht.nl.

Vleermuizen

Vleermuizen huizen ’s zomers graag in oude gebouwen. Ze overwinteren in ijskelders, forten en mergelgroeven. Om binnen te komen is een spleet ter grootte van een brievenbus al voldoende. De meeste vleermuizen komen nooit in aanraking met mensen. Andersom geldt dit dus ook. Er zijn maar weinig mensen die een vleermuis van dichtbij hebben kunnen bekijken.

Toch kan het gebeuren dat een directe ontmoeting plaats vindt, wanneer vleermuizen uw woning als (tijdelijke) verblijfplaats kiezen. Vleermuizen zitten daar vooral op plekken waar mensen niet bij kunnen komen, zoals in de spouw of onder de dakbedekking. Ook achter betimmering, daklijsten of in dubbelwandige schoorstenen vinden vleermuizen soms een geschikt onderkomen.

Wanneer vleermuizen van uw huis gebruik maken en u bang bent dat de vleermuizen overlast gaan veroorzaken, is het goed het volgende te bedenken:

  • Vleermuizen ‘hangen’ slechts in bestaande ruimten en daar profiteren ze van de beschutting, rust en warmte.
  • Vleermuizen maken géén nest en dus slepen ze ook géén nestmateriaal naar binnen.
  • Vleermuizen zijn insecteneters en knagen dus niet.
  • Vleermuizen brengen geen parasitaire ziekten over op mensen of huisdieren; de parasieten zijn gebonden aan vleermuizen. Zelfs als ze op onze huid zouden komen (wat nauwelijks voorkomt), bijten ze ons niet.
  • Vleermuizen krijgen slechts één jong per jaar, zodat een kolonie zich nooit massaal uitbreidt.
  • De kolonie maakt slechts voor korte tijd gebruik van uw huis. Vleermuizen zijn het meest kwetsbaar op de plek waar ze op een kleine oppervlakte in groepen bij elkaar zitten, dus de kolonie-verblijfplaats. Een ongeluk op zo’n kolonie-plaats kan catastrofale gevolgen hebben voor het vleermuizenbestand in een groot gebied! De kolonie is daarom van levensbelang voor het voortbestaan van de soort.
  • Vleermuiskeutels tasten lak-, verf- of hout absoluut niet aan en in de meeste gevallen verricht een bezem wonderen. Mochten de uitwerpselen te veel worden, dan kan de bevestiging van een plankje, zo’n 50 cm onder de invliegopening, het probleem al grotendeels oplossen.

Let er op als u gaas plaatst tegen vogeloverlast dat er voldoende spleten, ook aan de dakvoet, voor vleermuizen overblijven om binnen te komen.

Vogels

De vogels op, rond en in onze monumentale gebouwen laten zich opdelen in twee groepen: Vogels die schade of overlast bezorgen en die we daarom liever weghouden, en vogels die we zonder veel risico in en om onze monumenten mogen toelaten.

Vogelsoorten die overlast bezorgen, zijn vooral verwilderde stadsduiven, maar ook meeuwen, spreeuwen, kraaien en kauwen. Ze vormen vaak een ware plaag, niet in de eerste plaats door hun massale aanwezigheid, maar vooral door de schade die ze veroorzaken aan gebouwen. Achtergelaten vuil (nestmateriaal, mest, voedselresten en kadavers) kan de goten en afvoeren verstoppen. Droge takjes die ze deponeren in schoorstenen en op zolders zijn brandgevaarlijk. In het nest- en mestmateriaal leven ook heel wat parasieten en insecten die de historische interieurs kunnen aantasten. Uitwerpselen bevatten bovendien bestanddelen die reageren met de bouwmaterialen en zo een versnelde verwering in de hand werken.

Huismussen, zwaluwen, gierzwaluwen, uilen geven echter weinig overlast. Verschillende soorten zijn beschermd of komen zelfs voor op de rode lijst van kwetsbare, bedreigde of met uitsterven bedreigde vogelsoorten. Om ze niet te verjagen en hun nesten niet te verstoren moet er vooral bij restauratie- of renovatiewerken rekening gehouden worden met hun aanwezigheid.

Om verontreiniging, chemische schade en vooral waterschade te voorkomen, is het belangrijk om goten, platte daken en afvoeren vrij te houden van nestmateriaal, kadavers, takken en bladeren door ze regelmatig te reinigen. Wees alert wanneer het regenwater niet de normale weg volgt en probeer zo snel mogelijk verstoppingen ongedaan te maken.

Een effectieve manier om vogels te weren, ook op lange termijn, is om openingen en nissen af te spannen met netten van gegalvaniseerd of roestvrij staal, of van een stevige UV-beschermde kunststof (polyethyleen, polipropyleen, nylon). Als de netten goed aangebracht zijn, is de methode bovendien diervriendelijk.

Netten en gaas kunnen een monument echter ontsieren. Het gebouw kan ook fysieke schade lijden door de manier waarop ze worden geplaatst. En daarnaast kan deze wijze van het weren van vogels tijdens restauratie en renovatie een grote bedreiging vormen voor de populatie van beschermde of nuttige vogels.

Met een beetje extra moeite en wat extra geld kunnen bestaande nestruimtes be­houden blijven of kan vervangende nestgelegenheid gecreëerd worden. De extra kosten zijn verwaarloosbaar in de totale bouwsom.

Contact

Volg ons op Facebook

Met subsidie van: