Bij het werken aan monumenten kunnen diverse voorschriften problemen opleveren. Niet zozeer omdat de aard van de werkzaamheden te ingewikkeld zou zijn, maar vanwege de slechte toegankelijkheid van cruciale delen van het gebouw. Die is vaak een gevolg van het historische karakter; in het verleden werd nu eenmaal minder aandacht geschonken aan veiligheid en bereikbaarheid.
Als gevolg hiervan moet Monumentenwacht steeds beoordelen of zij voorgenomen werkzaamheden kan uitvoeren op verantwoorde wijze, in zowel uitvoeringstechnisch als juridisch opzicht. Door het aanbrengen van veiligheidsvoorzieningen en het verbeteren van de toegankelijkheid kunnen werkzaamheden die dat aanvankelijk niet waren, alsnog toelaatbaar worden gemaakt.
Veiligheid
In de Arbowet zijn kaders omschreven om veiligheid, gezondheid en welzijn op de werkplek zo veel mogelijk te garanderen. In de praktijk komt dit vooral neer op het beperken van risico’s. Zoals vermeld kan dat bij monumentenonderhoud problemen opleveren. Monumenten zijn tot stand gekomen in een tijd waarin zaken als veiligheid en gezondheid nog niet goed geregeld waren. Het kwam vooral aan op het inzicht van de aannemer en zeker ook op zijn bereidheid om risico’s te nemen. Nu is er een wet waar opdrachtgever, werkgever en werknemer niet omheen kunnen.
Er wordt onderscheid gemaakt in actieve en passieve veiligheid:
- Aan de actieve veiligheid kan de monumenteigenaar niet zo veel doen. Deze is vooral gericht op de werkgever, die middelen beschikbaar moet stellen om veilig te kunnen werken, en op de werknemer, die deze middelen dient te gebruiken en zich daarbij aan de voorschriften moet houden.
- Aan de passieve veiligheid daarentegen kan een eigenaar of opdrachtgever veel bijdragen. Namelijk door het (laten) aanbrengen van voorzieningen die nodig zijn om op een veilige manier inspectie- en onderhoudswerk uit te voeren. Dergelijke maatregelen zijn niet alleen van belang voor het werk van Monumentenwacht, maar voor dat van alle andere uitvoerende vakmensen.
Toegankelijkheid
Een optimale veiligheid vereist in elk geval een goede bereikbaarheid van alle plaatsen waar aan een gebouw gewerkt moet kunnen worden. In feite betekent dit dat het gehele gebouw aan zowel de buiten- als binnenzijde toegankelijk moet zijn. Delen van de buitenzijde kunnen uiteraard via de binnenzijde bereikbaar worden gemaakt en omgekeerd. Een goede toegankelijkheid houdt niet alleen in dat je op elke plaats kunt komen, maar ook en vooral dat dit op een veilige manier mogelijk is. Dit kan betekenen dat er speciale voorzieningen nodig zijn.
Voor het juiste type voorzieningen, alsmede voor de wijze waarop deze dienen te worden aangebracht, zijn richtlijnen opgesteld. Monumentenwacht en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed kennen deze richtlijnen uiteraard en kunnen hierover inlichtingen verstrekken. Overigens is het aanbrengen van veiligheidsvoorzieningen op rijksmonumenten conform de Subsidieregeling Instandhouding Monumenten (SIM 2013) subsidiabel. Dit betekent dat een deel van de kosten kan worden vergoed.
In verband met een goede toegankelijkheid zijn de volgende onderwerpen van belang:
Het van binnen en buiten schoonhouden van alle gebouwdelen voorkomt gevaarlijke situaties. Stof, vuil en uitwerpselen van bijvoorbeeld vogels (duiven) kunnen het veilig werken belemmeren. Vaak ligt er puin en bouwafval van eerdere werkzaamheden in kappen, kelders en kruipruimtes. Het is gewenst dat uitvoerende bedrijven na afloop van de werkzaamheden afval opruimen.
Het aanbrengen of verbeteren van verlichting is erg belangrijk. Alle binnenruimtes van een gebouw behoren ten minste van loopverlichting te zijn voorzien. Eén verlichtingspunt per ruimte is het minimum. Daarnaast is het raadzaam op strategische plaatsen, zoals in de omgeving van luiken, dakkapellen of doorgangen, geaarde stopcontacten te laten aanbrengen. Deze zijn regelmatig nodig bij het uitvoeren van het onderhoudswerk.
Binnenruimtes van torens en hoge kappen moeten uitgerust zijn met deugdelijke trappen of ladders en eventueel bordessen. Niet-beloopbare plafonds of gewelven, zoals in kerken, dienen voorzien te zijn van loopbruggen. Voor de uitvoering van de loopbruggen gelden nadere eisen.
Als de voet van de kap of de goot zich op grote hoogte bevindt, zijn ladders niet goed meer hanteerbaar en is het werken op ladders te gevaarlijk. Monumentenwacht houdt als regel een maximale ladderhoogte van 7,5 meter aan. Extra luiken of dakkapellen kunnen bij grotere hoogten een oplossing zijn om toch het dak te bereiken. Deze moeten vrij en zonder hindernissen bereikbaar zijn.
Als onderhouds- of inspectiewerk moet worden uitgevoerd op daken of in goten die hoger gelegen zijn dan 7,5 meter, zijn op de daken voorzieningen nodig om de werkzaamheden aangelijnd te kunnen uitvoeren. Hiertoe kunnen op de dakvlakken haken en/of ogen worden aangebracht. Bij daken en goten die beneden de 7,5 meter beginnen, zullen inspectie en onderhoud vanaf de ladder moeten worden uitgevoerd. Als dit niet mogelijk is en men zich toch op het dak of in de goot moet begeven, moeten hier eveneens veiligheidsvoorzieningen beschikbaar zijn.
Als werken op hoogte met ladders niet goed mogelijk is en er geen aanvullende veiligheidsvoorzieningen aanwezig zijn, is de inzet van een hoogwerker te overwegen. De Monumentenwacht plant soms in uw omgeving een ‘hoogwerkerronde’, hierbij kunt u dan aansluiten om zo de kosten voor de huur van de hoogwerker te delen. Bent u hierin geïnteresseerd? Neem dan contact op met uw Monumentenwacht.