Hout werd vroeger nauwelijks gekleurd. Het veel gebruikte eiken liet men vergrijzen. Soms kleurde men het hout met aardkleuren, zoals ijzeroxiden. In de zestiende en zeventiende eeuw ontstond bij het gebruik van grenenhout voor kozijnen, ramen en gootlijsten steeds meer behoefte aan dekkende verven. Na 1550 werden verven gebaseerd op lijnolie gebruikt. Ze zijn nog tot na de Tweede Wereldoorlog toegepast.
Om sneller te kunnen werken en de droogtijd te verkorten, werden de alkydverven ontwikkeld. In de jaren tachtig van de vorige eeuw verschijnen acrylaten op waterbasis, die minder belastend zijn voor het milieu. Daarnaast is er een high-solid alkydharsverf ontwikkeld, met een hoog vastestofgehalte en een laag gehalte aan oplosmiddelen. Ook zijn er moderne lijnolieverven verkrijgbaar met een verbeterde receptuur.
Esthetisch en technisch onderhoud
Schilderwerk neemt een groot deel van het budget voor bouwkundig onderhoud in beslag. Zeker zo’n 40 tot 50 procent. De reden is dat monumenten in het algemeen veel houtwerk en bewerkelijke onderdelen hebben. Denk bijvoorbeeld aan vensters met roedenverdeling, luiken en geprofileerde kroonlijsten. Of aan volledige houtbouw, zoals langs de Zaan.
De factor arbeidsloon bedraagt bij onderhoudsschilderwerk al gauw zo’n 75 procent of meer. Uit ervaring blijkt dat veel schade aan hout ontstaat door verwaarlozing van het schilderwerk. Te vaak wordt er pas op esthetische gronden wat aan schilderwerk gedaan, terwijl de technische noodzaak al jaren aanwezig is. Zo is het jaarlijks bijwerken van de liggende delen, zoals dorpels en dekkers van windveren, en de verbindingen met de staande delen, een technische eis. Nalatigheid zal de kosten van het schilderwerk extra verhogen, vanwege het arbeidsintensieve opstoppen of het aanhelen van kozijnen en gootlijsten.
Als ergens doelmatig onderhoud loont, dan is het bij schilderwerk. Om de kosten van het schilderwerk in de hand te houden is het van groot belang om, afhankelijk van de omstandigheden, het juiste verfsysteem op een zorgvuldige wijze aan te brengen.
TIP 1
De komende jaren zullen verven die het milieu minder belasten, steeds meer ingang vinden. Voorbeelden hiervan zijn acrylaatverven op waterbasis, alkydharsverven met een laag percentage vluchtige oplosmiddelen (high-solids) en lijnolieverven met een verbeterde receptuur. Watergedragen verven zijn voor het binnenwerk heel geschikt, maar hebben wel minder glans. Ze zijn niet geschikt voor buitenschilderwerk van kozijnen, ramen, deuren en gootlijsten, omdat ze te gemakkelijk vocht doorgeven aan het hout en daardoor houtrot veroorzaken.
TIP 2
Alkydharsverven van het type high-solids zijn beter geschikt, maar hebben wel een afsluitend karakter. Vocht dat via openstaande glasnaden of verbindingsnaden naar binnen trekt, kan dan niet meer uittreden. Bij schilderwerk dat vaak door vocht wordt belast, is het beter om een vochtregulerende verf te nemen. Dit kan een schakelverf zijn of een lijnolieverf. Deze verven zijn wel matter; ze hebben niet dezelfde glansgraad als een alkydharsverf. Vanuit historisch oogpunt verdient een lijnolieverf de voorkeur. Voordat deze kan worden toegepast, moeten wel de oude afsluitende verflagen worden verwijderd.
TIP 3
Bij gebouwen met veel schilderwerk verdient het aanbeveling aan het schildersbedrijf een meerjarenonderhoudsplan te vragen. Zo’n plan kan per jaar worden bijgesteld en uitgevoerd.
TIP 4
Omdat schilderwerk kostbaar is, is duurzaamheid van groot belang. Daarom mag buitenschilderwerk beslist niet onder regenachtige en anderszins vochtige omstandigheden als zware dauw of mist worden uitgevoerd. Ook felle zon is niet goed. Eis daarom dat de schilder maatregelen treft om het schilderwerk te beschermen tegen weersinvloeden die nadelig zijn voor het schilderwerk.
TIP 5
Ga over tot het bijwerken of overschilderen wanneer het bestaande verfsysteem zonder bezwaar kan worden overgeschilderd. Bij afbladdering of grijs verweerd hout dient tot op het gezonde hout te worden verwijderd, waarna er een nieuw verfsysteem wordt aangebracht. Geef vooral voldoende aandacht aan liggende delen, zoals dorpels, deurkalven, windveren, afdekkingen van dakkapellen, kopse kanten van het hout en boven- en onderzijden van deuren en ramen.
TIP 6
Als er onderdelen zijn ingerot, moeten deze eerst worden aangeheeld of vernieuwd. Beding zo nodig dat de schilder hiervoor een stelpost opneemt. Vaak zijn bij herstel of vernieuwing kleine correcties mogelijk. Het dekken van rotte onderdorpels met een zinkbekleding versnelt doorgaans het rottingsproces.
TIP 7
Zorg ervoor dat profileringen, vooral van gootlijsten, onderdorpels en dergelijke, voldoende kunnen afwateren. Door de bovenzijde van de oren van dakkapellen, luiken, stores (zonneblinden) en vaak openstaande deuren te bekleden met een dun strookje lood, zal het schilderwerk aanzienlijk langer meegaan. Het loodstrookje kan in dezelfde kleur mee geschilderd worden.
TIP 8
Luiken of stores kunnen in bijna alle gevallen gemakkelijk worden afgenomen en door de schilder in de werkplaats worden geschilderd. Dit komt de kwaliteit van het schilderwerk ten goede.
TIP 9
Voor het behoud van het schilderwerk dient stopverf goed vast en waterdicht aan te sluiten op de beglazing. Door ouderdom zijn de stopverfzomen vaak versteend en vertonen hierdoor barsten. Ook zijn de stopverfzomen dan vaak losgetrokken van het glas. De stopverf dient dan vervangen te worden. Er mag niet direct over verse stopverfzomen heen worden geschilderd. Ze moeten eerst voldoende uitharden. De voorschriften van de fabrikant verschaffen hier nadere informatie over.
TIP 10
Bij het gronden van nieuwe luiken schildert men het inwendige van de naden mee in de kleur waarin de luiken definitief geschilderd zullen worden. Anders is onbeschilderd hout zichtbaar als de naden iets opentrekken. Bij het afschilderen van vensters moet de verf minimaal twee millimeter tegen het glas worden opgezet.